De avonturen van Kuifje

Grand-Place, Grote Markt, Brussels, Belgium

De avonturen van Kuifje

Stoofstraat 37
1000 Brussel

lat : 50.8452663
lng : 4.3503754

GO

Gemaakt in

Auteur
Hergé

Uitgeverij
Casterman, Moulinsart

Oppervlakte
36 m²

Maker
Art Mural

 

Deze muurschildering komt uit De Zaak Zonnebloem (1956), het 18e album van de Avonturen van Kuifje. Kuifje, zijn hond Bobbie en kapitein Haddock stormen de brandtrap af van een hotel in het fictieve land Bordurië. Ze snellen Professor Zonnebloem te hulp, die ontvoerd is vanwege zijn uitvinding van een krachtige vernietigingsmachine waar twee concurrerende totalitaire staten om strijden. Tegen de achtergrond van de Koude Oorlog is de plot een lang spannend verhaal met veel spionage maar ook gags.

Kuifje, gecreëerd door Georges Remi, alias Hergé, is een jonge journalist die in 1929 verschijnt in Le Petit Vingtième, de jeugdbijlage van de Belgische katholieke krant Le Vingtième Siècle. Hergé wordt beschouwd als de vader van de Frans-Belgische strip en had internationaal succes met Kuifje. In 1946 werd hij artistiek directeur van het door Raymond Leblanc opgerichte Journal de Tintin, waarna hij zijn eigen studio oprichtte.

Hergé woonde in Brussel en liet zich vaak door deze stad inspireren voor de decors van Kuifje. In zijn werk vinden we bijvoorbeeld het Warandepark terug (De scepter van Ottokar, 1939), het Vossenplein (Het geheim van de Eenhoorn, 1943), het Hotel Métropole op het Brouckèreplein (De zeven kristallen bollen, 1948) enz. Voor zijn eerste verhalen verzamelde Hergé informatie uit lezingen, films en musea. Pas vanaf De Zaak Zonnebloem (1956) begon hij naar sommige landen te reizen waar hij over schreef, om ze zo goed mogelijk te kunnen weergeven.

Hergé, die sterk betrokken was bij de scoutsbeweging en conservatieve katholieke kringen, werd bekritiseerd om zijn paternalisme en de stereotypen die hij gebruikte in zijn afbeeldingen van Afrikaanse, Aziatische en Amerikaanse bevolkingsgroepen. Het verhaal dat deze kritiek waarschijnlijk het meest kristalliseerde was Kuifje in Congo (1931), gemaakt op verzoek van pater Norbert Wallez om de Belgische koloniale onderneming te promoten. Geïnspireerd door de collecties van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika beeldde Hergé de Congolezen af aan de hand van verschillende racistische codes die destijds gangbaar waren in België. Al in 1946 verving hij een deel van de paternalistische dialogen en verwijderde hij enkele expliciet racistische verwijzingen, zoals dit antwoord van Kuifje: “Craintif comme tous ceux de sa race, mon pygmée aura donné l’alarme” (Angstig zoals iedereen van zijn ras, zal mijn pygmee alarm hebben geslagen).

In de jaren zestig, toen veel Afrikaanse landen zich onafhankelijk verklaarden, was Hergé niet meer zo populair in de boekhandel. In een baanbrekend artikel dat in 1962 in de krant Jeune Afrique verscheen, beschreef journaliste Gabrielle Rolin de racistische stereotypen in het werk van Hergé. Enkele jaren later organiseert Hergé een reeks interviews met Numa Jadoul, die in 1975 werden gepubliceerd onder de titel Tintin et moi. Hergé erkent in deze interviews de paternalistische visie in de eerste albums, in een context van kolonialisme en terwijl hij zelf aan het begin van zijn carrière stond.

Ondanks deze kritiek waren De avonturen van Kuifje een overweldigend succes. Hergé stierf in 1983. In 2011 verfilmde regisseur Steven Spielberg het album Het geheim van de Eenhoorn.

 

Scenarioschrijver: Hergé (1907-1983)

Tekenaar: Hergé (1907-1983)

Uitgeverij: Casterman, Moulinsart

Jaar waarin Kuifje werd gecreëerd: 1929

Plaat uit De Zaak Zonnebloem (1956)